SERIE KOPLOPERS & GRENSVERKENNERS • AFLEVERING 3

In gesprek met Peter Hobbelen, CEO bij Confed

Hoe kijken experts aan tegen ondernemen in tijden van transitie? Trailblazers gaat in gesprek met koplopers en grensverkenners om het uit te zoeken. Dit keer spraken we Peter Hobbelen, CEO van hightechbedrijf Confed. In zijn carrière zag hij hoe het belang van aandeelhouders de overhand nam en het oog voor de medemens in het geding kwam. Hij besloot het anders te doen en leidt nu een inclusief bedrijf waarin iedereen meetelt. Hoe doet hij dat? En wat wil hij andere ondernemers meegeven?

lees het volledige interview

Wat doen jullie bij Confed? 

“Confed is een hightechbedrijf waar we elektronica produceren. Het bijzondere aan Confed is dat meer dan 50% van de productiemedewerkers mensen zijn met een afstand tot de arbeidsmarkt. Hier in Amersfoort is dat dus 50/50 en in Dordrecht is dat zelfs 80/20. Dat betekent dat wij een heel inclusief bedrijf zijn waarin iedereen meetelt.

We maken elektronica in de breedste zin van het woord. Bijvoorbeeld printplaten met componenten, kabelbomen om de printplaten met elkaar te verbinden en het assembleren van elektronica. We bouwen ook behuizingen waarin de printplaten, bedrading en aansluitsnoeren worden geplaatst, en deze hebben verschillende functies. Dit kan variëren van een verkeersregelsysteem tot een Quooker-kraan of bedrading voor ASML. 

In de dienstverlenende sector zie je wel inclusieve bedrijven, zoals schoonmaak, groenvoorziening en catering. Maar in deze industrie, in de maakindustrie, zie je dit soort bedrijven op deze schaal eigenlijk nog veel te weinig. Terwijl de behoefte aan mensen juist zo groot is. Dat is precies waarin Confed ook een voorbeeld wil zijn, om te laten zien dat het kan.

 

Waar komt jouw drijfveer vandaan?

Ja, waar begin je dan met dat verhaal, hè? Want dat verhaal gaat al heel ver terug naar mijn jeugd, waarin ik al vroeg meegekregen heb dat als je bevoorrecht bent, je ook vooral voor de mensen die minder bevoorrecht zijn iets moet betekenen. Dat heeft altijd in mijn achterhoofd gezeten dat dat toch ergens een opdracht is die je hebt. En mijn ouders waren daarin een heel groot voorbeeld. Ik ben zelf opgegroeid in een katholiek Brabants gezin, waar die normen en waarden in mijn jeugd toch wel heel pregnant aanwezig waren. Ik heb me daar in zekere zin ook tegen afgezet, met de gedachte: zoals mijn ouders het deden, zo wilde ik het zeker niet. Pas jaren later realiseerde ik dat dat waarden- en normenpatroon uit mijn jeugd wel degelijk een goede basis is geweest voor mij en hoe het me gevormd heeft. Waaraan ik uiteindelijk op mijn eigen manier invulling gegeven heb.

Ik ben in eerste instantie de keiharde zakenwereld ingerold. Ik heb bij een bedrijf als Daimler-Benz gewerkt in het buitenland en naarmate ik daar ervaring opdeed, kwam ik er ook steeds meer achter van: hé, dit gaat helemaal niet over mensen. Dit gaat niet over dat je moet zorgen voor mensen. Dat gaat veel meer over dat het belang van aandeelhouders belangrijker is. Op een gegeven moment ben ik teruggekomen naar Nederland, heb ik in Duitsland en Amerika gewerkt en werd ik directeur van een sociale werkvoorziening.

Daar ging een wereld voor mij open. Want daar zag ik wat het betekende als je echt niet bevoorrecht bent, waarin werken bij een sociale werkvoorziening een soort laatste strohalm is voor het hebben en houden van werk. Daar zag ik ook meteen: wat hier binnen zo’n sociale werkvoorziening gebeurt, daar wordt ook met zoveel amateurisme met mensen omgegaan. Ik dacht: is er geen andere of betere manier om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt volwaardig mee te laten doen in onze samenleving? Toen is langzaam maar zeker bij mij het idee ontstaan om het beste van die twee werelden, het ‘echte’ bedrijfsleven en de organisaties die in staat zijn om mensen te reïntegreren, om die bij elkaar te brengen. Dat ben ik nu een jaar of twaalf aan het proberen en ik ben aardig op weg om te laten zien dat het kan.” 

 

“Ik zeg wel eens: beperking is soms het grootste talent.” - peter hobbelen

Hoe creëren jullie bij Confed een inclusieve werkomgeving? 

“Wat ik zie, is dat heel veel bedrijven vasthouden aan het traditionele werving- en selectiebeleid. En daar gaat het vaak fout. Want iedereen roept om mensen, er is grote krapte op de arbeidsmarkt, maar dat komt ook omdat we niet verder willen kijken dan onze traditionele werving- en selectiecriteria. Namelijk: opleiding, ervaring en functieprofielen. Ik kijk naar mijn bedrijf en daar gaat het om taken. Een samenstel van een hoeveelheid taken die onderaan de streep een product oplevert. En als je op die manier kijkt naar mensen en werk, dan kom je tot een hele nieuwe invulling daarvan. Dan zie je opeens mensen staan waar je in eerste instantie misschien helemaal niet aan dacht. 

Bijvoorbeeld onze Anneloes: zij is onze communicatie medewerkster en zij is blind. Veel mensen die Anneloes aan de telefoon hebben, die hebben geen benul dat ze aan de andere kant van de telefoon iemand hebben die blind is. Als zij mij interviewt voor iets wat er in mijn bedrijf gebeurd is en ik kom niet zo goed uit mijn woorden, dan hoort zij tussen de regels door wat ik zeg en wat ik bedoel. Ze heeft een super fijngevoelig gehoor. Dus ze hoort dingen die ik niet zeg, maar wel wil communiceren. Ik zeg wel eens: beperking is soms het grootste talent. En als we op die manier naar mensen kijken, dan gaat er een wereld voor je open. Dan is er dus in één keer een potentieel van meer dan 1 miljoen mensen in Nederland die misschien wel in aanmerking komen om die vacature die je hebt, op te vullen. Of een functie die je kunt opknippen in een aantal taken, die je door twee mensen kunt laten invullen.”

Hoe slaag je erin om iedereen binnen Confed mee te krijgen in jouw inclusieve missie?

“Wat ik doe: ik overtuig alle medewerkers ervan dat iedereen meetelt. En als je dat principe aanhangt en daar niet alleen maar over praat, maar er ook naar handelt, laat je zien dat het kan. En mensen kunnen natuurlijk in het begin wel sceptisch zijn, van: ‘ja, weet je, een gehandicapte in mijn bedrijf, dat gaat niet werken, want die heeft aandacht nodig en dan moet je voortdurend dingen herhalen.’ Maar dan is het vaak de situatie: onbekend maakt onbemind. Mensen vullen het zelf al in. Ze denken dat mensen met een beperking lastig of vaak ziek zijn, bijvoorbeeld. Daar kleeft zo’n stigma aan, waarvan ik denk: ja, dat hebben we in onze samenleving dus blijkbaar gecreëerd. Dat beeld van de arbeidsgehandicapte of van de mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, dat daar alleen maar problemen aan kleven. Wat ik laat zien in mijn bedrijf is: dat is geen probleem. Want heel vaak is het een bepaalde oppervlakkigheid. 

Het gaat er ook om: in hoeverre ben je je bewust van je omgeving? En we leven in een vrij individualistische wereld, waarin het omzien naar elkaar en naar de ander toch een beetje op de achtergrond is geraakt. Ik kom veel mensen tegen met allerlei psychische beperkingen: veel mensen bezwijken onder de druk van de samenleving, van die ratrace waarin iedereen mee moet doen. En ja, niet iedereen kan dat tempo bijhouden en daar zijn we in veel gevallen aan voorbijgegaan. Dat ieder voor zich moet zorgen, en we te weinig voor elkaar zorgen. 

Ik werk veel met jonge mensen samen, zoals studenten, en ik zie wel een worsteling als het gaat over betekenis willen geven. Ik heb in mijn bedrijf mensen werken die een dubbele master hebben en met gemak een hele goede baan op de Zuidas zouden kunnen krijgen. Maar zij kiezen er bewust voor om hier te werken. En vaak hoor je dan: ‘ja, hier komt het beste van twee werelden bij elkaar, namelijk een stuk waarin ik mijn kwaliteiten met kennis en kunde waar ik voor gestudeerd heb, in kwijt kan, maar ook de zingeving van werken voor een inclusief bedrijf, voor de sociale werkgelegenheid.’ Dat maakt de sfeer in dit bedrijf heel bijzonder. En daar komen dingen samen waar mensen dus blijkbaar naar op zoek zijn.”

 

“Veel mensen die Anneloes aan de telefoon hebben, die hebben geen benul dat ze aan de andere kant van de telefoon iemand hebben die blind is. [...] Ze heeft een super fijngevoelig gehoor. Dus ze hoort dingen die ik niet zeg, maar wel wil communiceren.” - Peter Hobbelen

Wat is jouw toekomstvisie met betrekking tot diversiteit en inclusie in het bedrijfsleven?

“Mijn ideaalbeeld is nog altijd dat netwerk van sociale ondernemingen. In Nederland hebben we er daar nu twee van opgezet en er is een andere in de maak. Wat ik wil doen is dat die sociale ondernemingen elkaar kunnen versterken. Dat bijvoorbeeld de één zich heeft gespecialiseerd in de printplaten en de andere in de assemblage. Dat de optelsom van de afzonderlijke bedrijven meer is dan de afzonderlijke bedrijven an sich. Dat is wel de toekomst. Daar zit nog veel groei en potentie. Ook internationaal: we hebben een vestiging in Slowakije. Daar werken nu de eerste mensen met een arbeidsbeperking. 

Ik kijk ook naar de vergrijzing, de ontgroening en de krapte op de arbeidsmarkt. We zijn min of meer gedwongen om te kijken naar welke andere alternatieven er nog zijn. We kunnen niet tot in het oneindige mensen uit Midden-Europa hier naar Nederland halen. Ik zie ook dat VNO-NCW, MKB-Nederland en allerlei brancheorganisaties daar heel creatief in zijn, om duidelijk te maken dat er meer kan dan ondernemers op dit moment inschatten. Ik ontvang regelmatig ondernemers om te laten zien hoe we dat bij Confed doen. Ik zei eerder al: onbekend maakt onbemind. Mensen hebben zoveel vooroordelen. Er is zoveel beeldvorming rondom mensen met een beperking, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Hier in de praktijk zien ze dat het niet alleen zakjes plakken en doosjes vouwen is, maar bij een hightechbedrijf. Zij zien hoe wij dat hebben gedaan met het opknippen van functies in taken en dat uiteindelijk onderaan de streep een complex product ontstaat. 

Ik denk dat dat het beste bewijs is om het in de praktijk te laten zien. Maar ik probeer ondernemers ook duidelijk te maken dat ze nu niet morgen naar de sociale dienst moeten gaan om te zeggen dat ze mensen nodig hebben. Nee, je moet er wel de tijd voor nemen om aan een inclusief bedrijf te werken. Dat gaat niet van vandaag of morgen. Dat kost echt heel veel tijd. En vaak is het zo dat je je eigen medewerkers nog wel meer moet begeleiden dan de mensen die je naar binnen haalt, die dat stickertje van ‘arbeidsbeperking’ of mensen met ‘een afstand tot de arbeidsmarkt’ hebben. Het gaat langzaam, maar misschien is het ook wel nodig dat het langzaam gaat. Misschien is het dan ook duurzamer, dat het zal beklijven.”

Welke vaardigheden en kwaliteiten zijn volgens jou het belangrijkst op het gebied van (impact)leiderschap?

“Allereerst: integriteit. Dat je je niet anders moet voordoen dan je bent. En dat is voor mij wel een heel leerproces geweest, want ik dacht altijd dat ik mezelf veel beter moest voordoen dan ik ben. Blijf wie je bent en handel vanuit oprechte waarden en normen. Want als ik zeg dat ik graag een inclusieve ondernemer wil zijn, dan moet dat ook echt van binnen komen. Daarnaast moet je ook een voorbeeld zijn. Als leider van een bedrijf waar 500 mensen werken, waar mensen zien wat wij doen, dan moet je je ook altijd bewust zijn van je voorbeeldgedrag. Daar komt dus bij: oprechte interesse in mensen. Dat zie je niet zo vaak meer. Als je oprecht geïnteresseerd bent in mensen, dan komen de echte verhalen ook op gang. Dan kom je er pas achter wat mensen willen, kunnen of wat voor wensen of dromen zij hebben. 

Wat ik daarnaast ook ervaar – ik ben ondernemer en ik heb heel veel pieken en dalen meegemaakt. En mindfulness heeft mij zoveel diepere betekenis gegeven, in het terug naar jezelf en in balans komen. In het begin dacht ik: dat is echt iets voor watjes. Maar ik doe het nu een aantal jaren en het brengt me echt terug naar de kern.”

 

“Als je duurzame impact wil maken, moet je bedrijfsmodel, je verdienmodel ook kloppen.” - Peter Hobbelen

Welke tip geef je andere ondernemers of professionals die streven naar inclusie?

“Eén belangrijke tip die ik wil meegeven is: sla er niet in door. Want ik kom heel veel ondernemers tegen die impact willen maken, daar alles voor willen opofferen en geen enkel oog meer hebben voor het bedrijfseconomische aspect aan impact maken. En, natuurlijk, ik bewonder dat. Maar dat betekent ook dat je voortdurend achter geld aan moet lopen of funding moet vinden voor je initiatief of je impact. Dan weet ik nog niet of dat nou zo’n duurzaam streven is. Als je duurzame impact wil maken, moet je bedrijfsmodel, je verdienmodel, ook kloppen. Ik maak genoeg sociaal ondernemers mee die zeggen: ‘ja, maar we doen toch mooie dingen?’ Dan zeg ik: ‘ja, je doet hele mooie dingen, alleen je komt voortdurend geld tekort. Je kunt je mensen niet betalen. Hoe duurzaam is dat?’ Veel mensen hebben ook geen kaas gegeten van geld. En dit gaat natuurlijk wel over geld, hoe je het wendt of keert. Dus mijn tip is: denk vooral goed na over de bedrijfseconomische impact die je wil maken, naast de impact die je wil realiseren. Social Enterprise NL zegt: sociale ondernemers zijn ondernemers waarbij het gaat om ‘impact first’. Ja, impact first, maar wel in twee richtingen, namelijk ook financiële impact, want als je dat niet in de gaten houdt, loop je voortdurend je handje op te houden.”

De nieuwe norm voor 2030 moet volgens Peter zijn: 

“Iedereen telt mee en doet mee! En werkt mee!”

nl_NL